Dood door empathie...

Psychiatrie met een doodswens?

De mythe: euthanasie als remedie voor ondraaglijk psychisch lijden.

Dr. G. Otte

Inleiding
Het is zowat een open deur intrappen te stellen dat euthanasie in de psychiatrie een “hot topic” geworden is dat met een regelmaat van een klok in binnen- en buitenlandse media opduikt onder vorm van diverse persartikels, reportages of gespreksavonden. Dat een en ander daarbij vaak resulteert in verhitte debatten en dito verbaal wapengekletter tussen voor- en tegenstanders, is helaas eveneens bekend.

De kern van het debat: de stem van de ideologen
Vooral de voorstanders doen gedreven hun best om zelfs tot in het parlement (cf. recent initiatief van Jean-Jacques de Gucht et al) de goegemeente en haar (volks)vertegenwoordigers vanuit hun vrijzinnige, liberale en anti-theïstische ideologie, te overtuigen van de absolute noodzaak om euthanasie open te stellen voor mensen met levensmoeheid of ernstig existentieel psychisch lijden.
 Aan de andere kant staan zij die zich tegen het invoeren van euthanasie in de psychiatrie verzetten en verwittigen voor de gevaren van dergelijke liberale “open poort” visie, het hellend vlak, de doos van Pandora die wijd open zal gezet worden of voor evoluties die niet meer te stuiten zijn zoals de facilitatie (in plaats van preventie) van suïcide. Zij pleiten voor de absolute beschermwaardigheid van het leven vanuit religieuze –maar eveneens vanuit humanitair ethische hoek zoals vervat in de visie van Hippocrates van Kos die het beroep van artsen en zorgverstrekkers een onaantastbare ethische onderbouwing heeft verleend.
Er bestaat tussen beide groepen een fundamenteel verschil waardoor de in feite onoverbrugbaar wordt gemaakt nl de waarde die men hecht aan het leven. De voorstanders van euthanasie (in de psychiatrie) stellen de beschermwaardigheid van het leven niet langer als absoluut (wel als belangrijk) maar benadrukken vooral het vitale belang om de wens en de autonomie van elke mens te respecteren zeker wanneer voor hen het psychisch lijden ondraaglijk wordt of de levensmoeheid niet meer te harden valt.
Laten we hen even aan het woord:

Wie zijn wij om te beslissen in naam van de patiënt?”, is hun uitgangspunt. “Moet immers niet net de stem van de patiënt centraal staan en essentieel zijn dit debat? Is het niet het recht van elke patiënt om bewuste zorgkeuzes te maken en is het dan niet onze plicht als arts en zorgverlener om die stem te respecteren? Is het geen uiting van onbarmhartigheid om een mens die daarom uit vrije wil verzoekt, niet uit dergelijk ondraaglijk psychisch lijden te verlossen en dus vanuit medisch psychiatrisch behandeling perspectief die bevrijdende spuit toe te dienen waar hij tenslotte zelf om gevraagd heeft? Is dit finaal niet net een uiting van ons diepste menselijke respect voor de vrije wil van de psychisch lijdende mens? “


Het zijn ongetwijfeld indringende vragen die men niet kan negeren en die ons tot nadenken stemmen. Is er een compromis mogelijk?
Psychiaters en zorgverleners in de GGZ zijn geen extreme mensen die voor een niemendal op de barricades gaan staan. Meestal nemen ze een voorzichtige en afwachtende houding aan en zoeken ze dialoog en het compromis. De verleiding is dan ook groot om mee in het plausibele ogend verhaal ven hen die de euthanasie toelating omwikkelen met meerdere lagen caveat’s, “voorzichtigheids- en zorgvuldigheidscriteria” (cf. revisietekst BvL).
Mochten ze evenwel de hoop koesteren daardoor al te scherpe confrontaties uit de weg te kunnen gaan dan is dat enkel maar een vrome illusie. Want in deze materie is het heel duidelijk: wie vandaag “kleine a” zegt krijgt morgen wel “grote E” op zijn of haar bord. Een theoretische “ja, maar…” wordt morgen omgebogen in een “ja, aan U dokter behandelende psychiater om nu de euthanasie daad bij Uw patiënt met eigen hand uit te voeren. Geen flauwekul, geen handelsverlegenheid. Aan U beste psychiater om daad bij woord te voegen en niet langer Uw morele verantwoordelijkheid te ontlopen. Vergeet de heimelijk gekoesterde hoop dat derden zgn. LEIF-artsen het “vuile werk” wel voor U zullen doen”.
Dr. Wim Distelmans liet dat in een recent openbaar geworden brief in niet mis te verstane termen duidelijk weten aan Dr L. Thienpont en geen van beiden kan je moeilijk van anti-euthanasie attitudes beschuldigen.  Van theorie naar praktijk noemt dat hellend vlak. De volgende stap staat trouwens al duidelijk al in de steiger.
Het is de behandelende psychiater die zelf “in personam” de euthanasie bij zijn patiënt zou moeten uitvoeren. Dat is tenminste de visie van de NVvP (Nederlandse Vereniging voor psychiatrie) aan wie de Vlamingen zich als naar gewoonte graag spiegelen en dat actueel ook binnen de nationale BvL Broeders van Liefde) , de V.V.P – Vlaamse Vereniging voor psychiatrie en ICURO netjes aan het doen zijn. Als alle wettelijke voorwaarden voldaan zijn is het volgens de Nederlandse collega “onfatsoenlijk” om zijn patiënt niet te doden. Ik vind deze terminologie niet uit! Lees maar even hieronder wat onze Nederlandse “leermeesters” denken:
Psychiaters kampen met „handelingsverlegenheid” als een patiënt met een euthanasieverzoek bij hen aanklopt, waardoor zij te makkelijk doorverwijzen naar een andere arts. Dit is een „onwenselijke situatie”, schrijft een commissie die voor de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) nieuwe richtlijnen opstelt over de omgang met euthanasieverzoeken. De commissie vindt dat psychiaters zelf een verzoek van hun patiënten moeten onderzoeken en uitvoeren als voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen.
Tekstvak: Een recente studie toonde aan dat de meeste gevallen wel conform zijn aan de formalistische voorwaarden van de wet op de euthanasie maar zwaar tekortschieten op inhoudelijk vlak.
Miller DG, Kim SYH. Euthanasia and physician-assisted suicide not meeting due care criteria in the Netherlands: a qualitative review of review committee judgements.  BMJ Open, 2017;7:e017628. doi:10.1136/ bmjopen-2017-017628
Zie ook hier: https://eenvandaag.avrotros.nl/item/zware-kritiek-op-levenseindekliniek-euthanasie-op-patienten-die-nog-niet-uitbehandeld-zijn/
Paulan Stärcke, psychiater en lid van de NVvP-richtlijncommissie, zegt in een toelichting dat het open staan voor euthanasieverzoeken voor psychiaters zou moeten behoren tot „onderdeel van de goede behandeling”. Een verzoek serieus nemen, zegt Stärcke, kan er ook toe leiden dat psychiater en patiënt samen tot de conclusie komen dat er nog behandelingen mogelijk zijn. Maar als de conclusie is dat de doodswens duurzaam, vrijwillig en weloverwogen is, dan zou een psychiater de euthanasie zelf moeten durven uitvoeren. „Het is niet fatsoenlijk om dan te zeggen: voor de dood moet u maar een ander zoeken.”
PS het is opvallend dat geen moment wordt overwogen of die wet al dan niet goed in elkaar zit. Niets van aan. Dura lex, sed lex. Dus, geachte collega, als U niet wenst in een positie gemanoeuvreerd te worden dat U gedwongen zult worden als psychiater de euthanasiespuit te hanteren (en eenmaal een patiënt gedood is er geen weg terug en zult U verder moeten met de knagende stem van Uw geweten) denk twee keer na alvorens een “conditioneel ja” goed te keuren. In deze materie is geen compromis mogelijk. Het is ja of neen.
het is niet mogelijk een wet te bedenken die “een beetje” euthanasie toelaat zonder af te glijden tot iets dat niets meer te maken heeft met geneeskunde.”
Dr. G. Casteur



Veel tegenwind tegen dergelijke anti-Hippocratische uitspraken komt er wel uit het buitenland. Hoewel deze in Vlaanderen weinig resonantie krijgen is het belangrijk ze in dit debat toch een stem te geven :

 The American Psychiatric Association, in concert with the American Medical Association’s position on medical euthanasia, holds that a psychiatrist should not prescribe or administer any intervention to a non-terminally ill person for the purpose of causing death.

De kern van het debat: de perceptie van de zorgverlener
Voor de zorgverlener te velde klinkt lijken veel van deze filosofisch gekleurde debatten boven hun hoofd gevoerd te worden en dat stemt hen vaak wrevelig. Om redenen die we verder uiteenzetten sluiten ze zich vaak aan bij de voorstanders van de euthanasie, hoewel de consequenties van deze stellingname hen dan weer doet huiveren.  Het is en blijft een ambivalent en onwennig aanvoelen maar wat de ernst van het psychisch lijden betreft moet men hen geen verhaaltjes vertellen. Iedere zorgverlener met het hart op de juiste plaats weet hoe existentieel ingrijpend en personaal ontwrichtend de confrontatie met ongeneeslijk geacht psychisch lijden - en de eigen machteloosheid om dat lijden te lenigen- wel kan zijn. Maar mag die wil tot hulpverlenen finaal resulteren in het meegaan met de wens die resulteert inde dood van een patiënt-medemens? Hier wordt van de hulpverlener wel een fundamentele grensoverschrijding gevraagd. Zorgverleners zijn immers opgeleid om mensen in nood -zeker mensen in psychische nood- te helpen, niet om hen te doden. Het zijn idealisten in de goede humanitaire zin van het woord dwz mensen met groot empathisch vermogen, die zich vaak onvoorwaardelijk inzetten om hun patiënten te helpen en te begeleiden op zoek naar positieve zingeving en hoop bieden op een betere toekomst. Het zijn mensen met respect voor hun patiënt, mensen die kunnen luisteren zonder oordelen en hoop geven zonder huichelen. 
Maar net door die grote empathie is de zorgverlener zich maar al te vaak pijnlijk bewust van de schier ondraaglijkheid van het psychisch lijden bij vele van zijn patiënten en dat versterkt door de eigen onmacht (niet onwil) om dat lijden te kunnen verzachten. Net nu psychiatrie bezig is met een vermaatschappelijking van de zorg en de hulpverlening nog dichter komt te staan bij leefwereld van de patiënt die hij – zoals de huisarts - ontmoet in diens natuurlijke sociale milieu, gezin, woonst, werk en habitat wordt dit gevoel van onmacht soms overweldigend. Zoals bij Levinas herkent de goede zorgverlener het lijden van zijn medemens in zichzelf bij de ontmoeting en nabijheid van mens tot mens.
Je zou als hulpverlener in de psychiatrie zo waar jaloers worden op de professionele mogelijkheden van de somatische arts. Deze kan zelfs de hevigste pijnen vaak nog verlichten door middelen als morfine, fentanyl of zelfs nog veel krachtiger analogen als het moet. Hoe triestig is het dan gesteld voor de hulpverlener in de psychiatrie die geen dergelijk krachtig therapeutisch arsenaal ter beschikking heeft als het gaat om verzachten van het psychisch lijden. Wat moet hij zij dan doen? Psychofarmaca toedienen? Anxiolytica? Antidepressiva? Neuroleptica? Doekjes voor het bloeden volgens sommigen gezien hun lange latentijd en potentiele neveneffecten zeker als ze niet deskundig worden gehanteerd. Niet dat we moeten neerkijken op de psychofarmacologie maar in het huidig arsenaal (officieel althans) heeft de hulpverlener niets ter beschikking dat snel en efficiënt psychisch lijden kan verlichten. In dergelijke acute crisismomenten heeft de hulpverlener enkel het eigen hart, de eigen presentia, de eigen empathische diep-menselijke aanwezigheid, het gedeelde lijden, de hoopverlening en zingeving voor de patiënt. De hulpverlener moet putten uit eigen capaciteiten als mens, psycholoog, arts, spiritueel religieus denken, als diaken-pastoor, vriend, partner, buddy , bondgenoot. Dat zijn belangrijke basisattitudes en vaak maken ze het verschil wanneer ze onvoorwaardelijk volgehouden worden.  Soms lukt dat helaas niet en dan wordt de machteloosheid voor hen die willen helpen, maar alle inzet en alle menselijke betrokkenheid, ten spijt niet kunnen, nog veel schrijnender aangevoeld.

De onmacht van de psychiatrie
Moet het dan verwonderen dat deze goede hulpverlener het soms ook niet meer ziet zitten en een en ander zijn draagkracht te boven gaat? Dat het lijden bij zijn patiënt meer is dan hij/zij empathisch zelf kan dragen? Dat hij of zij daardoor de onwennige secondant wordt van hen die vanuit een liberalistische levensvisie de euthanasie als ultieme verlossing uit dit ondraaglijk lijden bepleiten is dan te begrijpen. Want deze spreken overtuigend omtrent het Ingaan op de wens van patiënt, onze verplichting als zorgverlener om te allen tijde respect op te brengen voor de autonomie en diens beslissingen vrije wil genomen in te willigen en bijstand te bieden in het begeleiden naar een waardige en serene dood. Het klinkt bijna sacraal maar zo voelt het helemaal niet. Het voelt onecht en karikaturaal. Een mens met psychische problemen doden? Dat voelt niet goed en het knaagt evident aan het geweten van de radeloze hulpverlener …maar wat zijn de alternatieven.
Tegenstanders van de euthanasie in de psychiatrie die wijzen op de absolute beschermwaardigheid van het leven of op de hippocratische regel van “gij zult niet doden”, worden vaak weggehoond of afgeschilderd als gepetrifieerde moraalridders of maatschappelijke autisten die niet lijken te beseffen hoe intens en overweldigend uitzichtloos en ongeneeslijk psychisch lijden wel kan zijn. Ze worden beschouwd als een marginale wereldvreemde groep naar wiens stem zelfs niet eens moet geluisterd worden E. Vermeersch). Ze begrijpen het toch niet. Ze zien niet eens hoe vooruitstrevend onze euthanasiewetgeving wel is en hoe groot het draagvlak ervoor bij de bevolking. Dat in het buitenland ook veel kritiek komt op deze heel vlotte “liberale” toepassing van euthanasie in de psychiatrie wordt door de eigen protagonisten liever niet te veel in de discussie betrokken. Nog heviger zijn hun verontwaardigde reacties wanneer men wijst op het hellend vlak dat in de jaren dertig in Duitsland resulteerde in het beruchte T4 uitvoeringsprogramma waarbij honderdduizendenmaatschappelijk “nutteloze” mentaal gehandicapten en chronische schizofrene of manisch depressieve patiënten, autisten er “der genadentöt” kregen. “Dit is niet vergelijkbaar!”, wordt er verontwaardigd geroepen maar men vergeet dat toen ook psychiaters heel gedwee en meegaand in het uitvoeren van de euthanasie cf. Dr Eric Thijs “Psychogenocide”.  
Maar laat ons voor de sereniteit van het debat niet in diskrediet brengen met dergelijke bezorgdheden ook al zijn ze niet triviaal. Laat ons zelfs even onze emoties ter zijde laten om ons te bezinnen over de meer cognitief rationele elementen in dit debat en uit te vissen hoe de zorg verlener daar kan mee omgaan.

De medische dimensie van de psychiatrie?


Een eerste merkwaardige vaststelling is het gegeven dat voorstanders van de euthanasie in de psychiatrie het psychisch lijden bewust dan wel onbewust heel sterk lijken te somatiseren. Ze spuien, plots termen als “palliatieve zorg”, “ongeneeslijk en uitzichtloos lijden” en “medisch model”, als blijkbaar opstapcondities naar de operationele uitvoerbaarheid van euthanasie omwille van louter psychisch lijden.  
Het medisch model verschijnt hier als een “deus ex machina” (eigenlijk een duivel uit een wijwatervat maar deze religieuze terminologie gebruiken ze liever niet) om een en ander congruent te maken aan de situatie betreffende uitzichtloos en ongeneeslijk lichamelijk lijden zoals bedoeld in de (gebrekkige) wet van 2002.
Maar psychiatrie is binnen de huidige stand van de wetenschap geen medisch gefundeerde discipline met meetbare en objectiveerbare syndromen en symptomen voor de diagnostische etiketten die men met DSM-lijm op patiënten wil plakken. Spreken van “ongeneeslijkheid” vanuit dergelijk verwrongen model is een misleidende uitspraak. Wie het medisch model in de mond neemt als het gaat over psychiatrie spreekt gemakkelijk over ongeneeslijkheid van psychisch lijden zonder erbij te vertellen dat men dat lijden niet eens kan meten. Woorden, zei collega Feys zijn geen amorfe communicatie symbolen maar agentia in een dynamisch proces. Ze moeten niet enkel letterlijk geïnterpreteerd worden maar vooral contextueel. Wie ongeneeslijk lijden beschouwt vanuit een medisch model gaat totaal voorbij aan de context zoals die in het psycho-bio-sociaal model wel gezien wordt.








Hoe duurzaam is dan het uiten van een doodswens? Sommige
hulpverleners werden jaren later bedankt door hun patiënt omdat ze destijds niet in waren gegaan op een verzoek tot euthanasie. De essentie van de psychiatrie is het geloof in de veranderlijkheid van de mens. Euthanasie vraagt om zekerheid die er niet is.

Prof Dr. Jim Van Os (NRC Handelsblad aug 2017)

Veel psychisch lijden is sterk contextueel gebonden en zit vervat in diverse sociaal maatschappelijke aspecten in relatie tot integratie, wonen, werk geld relaties, respect) die dus niet primair gebonden zijn aan het psychisch ziek zijn maar aan de attitude van de maatschappij t.o.v. de psychisch zieke patiënt. We kunnen wel hoofdschuddend stilstaan bij het zien van de kettingen in het museum van de psychiatrie (Dr Guislain Museum) waarmee destijds de psychisch zieke lag vastgekluisterd in de kelders van het Geraard den Duivelsteen of onze verwaardiging ventileren bij een nog steeds identiek gedrag bij vele primitieve landen in centraal Afrika maar mogen we echt aannemen dat deze kettingen en kamertjes in onze maatschappij verdwenen zijn? Het is niet omdat ze onzichtbaar lijken of al wat bemeubeld dat hun bestaan plots denkbeeldig geworden is.  Integendeel het is net deze maatschappelijke onzichtbaarheid die het lijden nog zoveel erger maakt.
Het huidige liberalistisch kapitalistisch maatschappijmodel waar de maakbare mens aan het roer van zijn succes boot staat en autonoom de boeg kan wenden naar waar hij het wil, is niet direct psychiatrie vriendelijk. Wie het immers niet maakt, wie geen succes heeft, geen geld, macht of bekendheid verwerft valt immers figuurlijk uit de boot (metafoor Dr. Psychiater Dirk De Wachter) en dobbert doelloos verder in het zog van het vrolijk naar de succes horizont opstomende maatschappij cruiseschip. We laten patiënt natuurlijk niet verzuipen, zo onmenselijk zijn we niet: hij/zij krijgt wat geld, wat eten, een dak en we zoeken met de weinige middelen die aan de GGZ geboden worden ook zoveel mogelijk de eigen redzaamheid te bevorderen. We noemen dat herstelzorg, vermaatschappelijking van de zorg, we richten hersteldagen in, vieren de dag van de GGZ, schrijven mooie teksten over stigmatisatie en zuchten als de maatschappij verder in essentie doof blijft en weer eens enkel de stem van geld, kostprijs, ROI en ander management jargon als antwoord laat horen. We vloeken eens op het ganse kafkaiaans gedoe en treuren om het zoveel gebrek aan echte hulpverleningsmogelijkheden die ons zouden toelaten echt efficiënte zorg aan te beiden.

De autonomie van de psychiatrische patiënt (en diens omgeving)


Het doet denken aan de reportage van Pano recent over WZC (woonzorgcentra) voor ouderen: de beelden schokkend en beklijvend: weinig stimulerende zorgomgevingen, weinig tijd voor aandacht voor de emotionele en geestelijke noden van de bewoners, overbelaste staf, karige zorg, vooral inde optiek om te bezuinigen op alles en nog wat met het oog op winstoptimalisatie voor eigenaars en aandeelhouders: het was geen fraai spektakel. Mensonterend zelfs.
Men zal dan wel de “vrije wil” en de autonomie van de oudere respecteren die levensmoe in dergelijke situatie niet verder wil afzien maar wat is hier nog “vrij” in vrije keuze? Is dit de autonomie, het respect voor de keuze van de patiënt waarover men spreekt?  De mens ondergeschikt aan de economie. “Georges Orwell reborn”.

En wanneer dan heel bedachtzame teksten produceren waarop deze verscheurende keuze in een goed geolied papier van voorzichtigheidsvoorwaarden en zorgvuldigheidscriteria gewikkeld worden is de verleiding dan niet groot om in te stemmen?
Wordt de stem van het geweten dan niet verzacht door het perspectief van een zekere wederzijdse verlossing? Wordt de drempel dan niet nog veel lager als men i.p.v. een actieve euthanasie waarbij de behandelende psychiater het euthanaticum toedient een pleidooi hoort voor de meer passieve PAS waarbij het de patiënt zelf is die zijn keuze met de ultieme daad zelf kracht bijzet

De reden is niet enkel van filosofische noch zuiver wetenschappelijke aard maar komt door het feit dat hier het diagnostisch etiket als vlag de lading niet kan dekken. We behandelen nog altijd mensen als mens en niet als drager van een of ander diagnostische DSM-uithangbord.

Psychiatrie: het mooiste beroep ter wereld?


“Psychiatrie is het mooiste beroep ter wereld”, lazen we ooit in Artsenkrant, woorden uit de mondschreef ooit Prof Frieda Matthijs voorzitster van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie(VVP)  in een motiverende oproep aan jonge artsen om bewust voor de psychiatrie als specialisatie te kiezen. Ze wees daarbij op de grote diversiteit van deelrichtingen en functies die de psychiater van morgen zal kunnen invullen individueel, beleidsmatig, socio-maatschappelijk, team management en op ethisch vlak. Ik zou er graag een rol op vlak van klinisch toegepast neurowetenschappelijk vlak willen aan toevoegen. Want hoewel de neurowetenschappelijke kennis van hersennetwerken en de link met klinische symptomatologie met sprongen is vooruitgegaan schijnt deze trein nog niet op het perron van de klinische psychiatrie gepasseerd te zijn. Het gevaar van psychiatrie te bespreken vanuit het medisch model is dat men bij de bevolking de illusie schept dat de psychiatrie dezelfde spectaculaire evolutie heeft doorgemaakt als vele andere deelspecialismen uit de geneeskunde. Mensen kijken amper nog op als ze horen over levensreddende orgaantransplantaties, stamcellen, gentherapie, oncologische immunotherapie, programmeerbare pacemakers en intelligente prothesen. Men dankt dat de psychiatrie deze evolutie heeft gevolgd en als dan de psychiatrie hen niet kan verlossen uit hun ongeneeslijk geacht psychisch lijden er voor hen niets anders opzit dan euthanasie aan te vragen. Ze vergeten evenwel (of weten niet) dat de psychiatrie op dat vlak nog een grote inhaalbeweging te maken heeft en in die zin kan de oproep van Prof Matthijs ook uitgebreid worden. Want er staan veel nieuwe behandelingsmodaliteiten voor de deur. Zaken die mensen veel hoop kunnen geven. Er zijn nieuwe niet traumatische hersenstimulatiemethoden, opkomst van psychedelica met vaak spectaculaire resultaten op vlak van existentiële angsten vitale depressies, suïcide, OCD, depressie, PTSD, addictie…

Psychiater, steek Uw handen uit de mouwen.


Er is dus veel werk aan de winkel en een absolute noodzaak om deze nieuwe technieken na wetenschappelijke verificatie RCT snel uit te rollen. Zelfs in het licht van de toenemende euthanasiedruk lijkt het niet onverantwoord een “compassionate use” toe te staan wantgevaarlijker of finaler dan de dood wordt het niet. Het is bizar te zien hoe intens sommige psychiaters bezig zijn met uitschrijven van lange teksten om euthanasie inde psychiatrie mogelijk te maken in plaats van zich intensief bezig te houden met deze nieuwe therapeutische modaliteiten. Ook organisaties die jarenlang werken aan revisieteksten reageren mat of onverschillig wanneer ze uitgenodigd worden om op korte initiatieven te nemen op vlak van deze zorgvernieuwing.
Is men dan zo bang om uit zijn comfortzone te moeten komen?
Men kan zich niet verschuilen onder de vlag van het is nog niet wetenschappelijk bewezen als men zelf geen enkele inspanning doet om vernieuwing in therapeutische modaliteiten in de klinieken of ambulante centra in te voeren. Is het voorbeeld van de pioniers Guislain en Triest al zo snel vergeten?

 Het zou de organisatie juist tot eer strekken om daar alle energie in te steken en in de lijn van onze traditie als congregatie en dus in lijn met ons charisma echt de specialisten te worden om bij uitzichtloos en langdurig lijden niet te moeten stellen dat een patiënt uitbehandeld is. Dat is toch het ergste dat een patiënt zal moeten aanhoren: “Ik ben uitbehandeld, mijn leven is hopeloos”
Br. R. Stockman

 

Samenvatting


Het psychisch lijden is vaak zeer intens en kan daardoor ondraaglijk lijken zowel voor patiënt als voor de empathische zorgverlener die alle goede wil en inzet ten spijt, niet zelden vanuit de eigen persisterende machteloosheid “lijdt” onder het lijden bij de patiënt. Veel mogelijkheden om dit lijden snel en efficiënt te verzachten (zoals narcotica bij somatische pijn) heeft hij, in tegenstelling tot de somaticus, helaas (nog) niet ter beschikking en de verleiding is dan ook groot (en invoelbaar) om gevolg te geven aan het thanataal Lorelei gezang van hen die vanuit hun visie van autonomie en zelfbeschikkingsrecht en vrije wil van de patiënt, de oversteek van de Hades als “goede” oplossing naar voor schuiven.  Een waardige en serene “goede dood” als alternatief tegen de onmacht en uitzichtloos lijden. Euthanasie liefst toegediend door de behandelende psychiater (want wettelijk moet er een behandelingsband bestaan) als een medische act van respect. Voor diegene met een hypertrofisch geweten is de uitvoering van de euthanasie faciliteerbaar door de procedure de “physician assisted suïcide” in te schakelen.
Ongeneeslijk, medisch uitzichtloos… het zijn termen die ontleend zijn uit de somatische geneeskunde en niet opgaan voor de psychiatrie waarin niet lineaire kantelmomenten geen zeldzaamheid zijn zeker niet als men wil en kan ingrijpen inde talloze contextuele elementen die het lijden onderhouden en versterkten (woonst, werk, relaties, financieren, stigma).
Eerder dan gevolg te geven aan de defaitist finaliteit van euthanasie komt het de psychiatrie toe om dringend nieuwe therapeutische behandelingsmodaliteiten te installeren die een gezond tegengewicht kunnen vormen. Laagdrempelig, vlot toegankelijk, snel en kort op de bal spelend in 24/7 context. Daar moeten alle inspanningen en middelen naar toe gaan opdat crisissen snel zouden kunnen opgelost worden en het lijden van patiënten snel en effectief aangepakt.

BESLUIT


Euthanasie in de psychiatrie is een defaitistisch, koud en somber verhaal waarin de psychiatrie een schaduw van onmacht en stagnatie werpt over patiënt en zorgverlener. Zelfs omwikkeld met goed geolied bakpapier van gesuikerde zorgvuldigheidsvoorwaarden en optimistische twee-spoortrajecten blijft het in essentie een dramatisch dwaalspoor ook al wordt het door de protagonisten op een onverbloemde manier (“goede dood” | Libera me” ) in artikelen en boeken bejubeld, geprezen en soms zelfs romantisch bezongen.
Eerder dan een dergelijke distopische visie op de psychiatrie willen wij ijveren voor een moderne neurowetenschappelijk goed onderbouwde en psychotherapeutisch dynamische psychiatrie die ijvert voor een maatschappij waar hart staat boven hard, waar economie ten dienste staat van mensen en niet omgekeerd, waar solidariteit primeert op individualisme en vooral waarin alle bestaande middelen optimaal aangewend worden om de lijdende mens te helpen leven, niet om hem of haar door euthanasie van het leven en de hoop op beter leven te beroven.

Tenslotte zou ik willen herinneren aan de wijze woorden van
collega Dr. Georges Casteur:

het is niet mogelijk een wet te bedenken die “een beetje” euthanasie toelaat zonder af te glijden tot iets dat niets meer te maken heeft met geneeskunde.”

En van Dr. W. Hermans
Iedere suïcidepoging of euthanasieaanvraag is een noodkreet van patiënt naar de omgeving. Enkel als de omgeving en dus ook de hulpverlener “hopeloosheid” toelaat wordt de situatie “uitzichtloos”.
De uitzichtloosheid van het lijden van een psychiatrische patiënt, een reden die vaak als essentiële conditie aangeroepen wordt om op een euthanasievraag in te gaan, hangt dus sterk af van de therapeutische attitudes van de zorgverlener.

Gent,

Dr. G. Otte


Comments

Popular Posts